donderdag 19 februari 2015

Kinderen die vragen………




Een belangrijk cultureel verschil tussen Nederland en Malawi is, dat er hier hoegenaamd geen schaamte bestaat botweg om iets te vragen. Het kan gebeuren dat je iemand op straat tegenkomt die je eerst vriendelijk groet en daarna zijn hand op houdt met de vraag: “Help me 50 Kwacha.” Kinderen vragen ook regelmatig om geld en gebruiken dan vaak de ietwat vreemde stijlfiguur: “Give me my money.” (My money, ik heb jouw money helemaal niet)

Ik vind het moeilijk om hiermee om te gaan omdat ik me er wel van bewust ben dat ik in de ogen van de meeste Malawiërs behoorlijk rijk ben. De maandelijkse vergoeding van VSO is met ongeveer € 300 per maand niet hoog, maar ik kan er van rondkomen. De huur en ziektekostenverzekering zijn betaald, voedsel is hier goedkoop en VSO betaalt voor een nachtwaker. Bovendien kan ik natuurlijk altijd terugvallen op de Nederlandse spaarrekening.

Ook op het werk wordt er regelmatig om een lening gevraagd. Het werd me al snel duidelijk dat een lening in de meeste gevallen niet wordt terugbetaald, maar ik ga er al wijselijk vanuit dat ik geen geld uitleen dat ik niet kan missen. Het komt dus voor dat collega’s geld lenen en dat niet terug betalen, maar er zijn ook mensen die je kunt helpen om een week te overbruggen en die dan wel keurig terug betalen. Een voorschot om een barbecue te organiseren ter opluistering van een sportevenement heb ik inmiddels afgeschreven.

Ik heb het moeilijker met de vragen van gevangenen. Die vragen vaak om zeep of laarzen. Toen ik me dat realiseerde heb ik geprobeerd dit soort zaken, als het maar een beetje te verantwoorden is, in de project budgetten op te nemen. Als persoonlijke geste heb ik voor de jongens die op het boomkwekerijtje werkten kunstmest voor hun mais gekocht en  350 pennen voor de gevangenisschool. Individuele vragen zijn veel moeilijker. Je kunt geen zeep uitdelen aan alle 2000 gevangenen hier in Zomba Central, bovendien is het één van de essentiële voorzieningen die, in mijn ogen, de overheid zou moeten bieden, maar dat geldt voor meer. De bedelbriefjes die ik af en toe ontvang zijn wel heel aandoenlijk.




















Een speciaal geval is ook de houtbewerker die een paar grote maskers voor me heeft gemaakt. Hij doet zijn werk heel goed en hij komt af en toe langs om een praatje te maken (en dan om hulp of een lening te vragen). In de loop van het vorige jaar heeft hij een totaal bedrag van ongeveer € 40 van me geleend. Vaak voor heel begrijpelijke situaties: een nieuw school uniform voor zijn dochter, een begrafenis waar hij naar toe moest, medicijnen na een plotselinge ziekenhuis opname. Ik probeerde al hem zoveel mogelijk aan werk te helpen door hem aan te bevelen bij andere volunteers. Dat lukte aardig al moest hij dan ook altijd weer wat lenen om hout of schuurpapier te kopen. Ik had dus heel duidelijk gemaakt dat ik hem nu niets meer zou lenen vòòr hij een flinke portie had terug betaald. En toen kwam de regen en stortte een muur van zijn huis in. Een direct verzoek om hulp heb ik nog niet gehad en ik ben van plan mijn poot ook nu echt stijf te houden, maar makkelijk is het niet.